Bezoek aan een wildpark

In Kazungu National Park mag je niet fietsen. Ruud is er niet blij mee dat we bij de toegangspoort worden tegengehouden door een in prachtig camouflage uniform gestoken park ranger. Zoals vrijwel alle Malawiërs die we tegenkomen is hij zo lief als een puppy, hij regelt een truck om ons op te halen en naar de Lifupa Lodge te brengen en speelt, terwijl we wachten, een potje Bawo met Ruud.

In Lifupa Lodge, gelegen aan een klein stuwmeer dat voor de dieren is aangelegd, overheerst de rust. De manager is er niet, hij begraaft zijn vader in Lilonge en de Hollandse (!!) eigenaar heeft sinds de opening van de lodge in 2012 slechts één keer zijn gezicht laten zien en dat is alweer 4 jaar geleden. Inmiddels liggen de auto’s aan gort, het zwembad is goor en het eten is zo’n beetje het duurste en het slechtste van wat we zijn tegengekomen. De lonen van het 12-koppige personeel ligt op nog geen 1 dollar per dag terwijl de prijzen van de accommodaties exorbitant zijn: van 25 dollar voor een bedje op de slaapzaal van de camping zonder electra tot 120 dollar voor een kaal houten huisje met twee bedden.

I will arrange everything

En wat willen ze hem graag spreken, de eigenaar! De manager pakt het grote geld, en het personeel wil er graag nog iets van maken. De oude Isaac, elke dag gekleed in een donkergroene pantalon en gilet, is er een van de oude stempel. Het restaurant ziet er picobello uit, elke dag dekt Isaac de tafels, vouwt de katoenen servetten en zorgt voor ons (‘I will arrange everything!’) met dienstigheid van een Engelse butler uit vervlogen koloniale dagen.

Isaac probeert de fiets van Ruud.

Dan is er nog Mirica, zijn mooie dochter die ronddartelt in een kittig oranje jurkje. ‘We willen olifanten zien’, zeggen we, als ze ons naar de camping brengt. Oh, zegt ze, ze lopen hier regelmatig. Dat klinkt echt lachen, maar als je van de camping de 800 meter naar de lodge moet lopen of ‘s avonds in het pikkedonker de tanden wil poetsen in het toiletblok, dan knijp ik Ruud’s hand fijn. Olifanten zijn namelijk vooral lief achter tralies en in cartoons, in het wild zijn het de dieren die de meeste dodelijke slachtoffers maken (los van muggen en giftige dieren enzo). We zien er ‘s avonds al gelijk een, in de koplampen van de auto die ons na het eten terug naar de camping rijdt. Het zal de enige olifant blijven.

Park ranger

Op 5 april melden we ons om 6 uur ‘s morgens voor de game walk, een rondje om het meer onder begeleiding van een echte park ranger, weer in zo’n tof pak met een safarihoedje op zijn hoofd, legerschoenen aan de voeten en op zijn schouder een echt Geweer. Ook deze jongen heeft weer een glimlach om van te smelten, zijn wimpers krullen, zijn ogen glimmen als ons groepje grapjes maakt. (Wel eens geschoten, vraag ik hem, wijzend op het geweer. Ja, zegt hij verlegen, maar alleen op mensen, de stropers hebben het gemunt op het ivoor van de slagtanden, de neushoorn is hier reeds volledig uitgestorven, op het neerschieten van een olifant staat een gevangenisstraf van 30 jaar).

Kamperen met uitzicht.

In ons groepje zijn de Oostenrijker en zijn roodharige dochter Bernadette, die de avond ervoor voor ons op de knieën gingen nadat Ruud mijn malariapil het restaurant had ingeschoten (hij zegt per ongeluk). Bernadette heeft vorig jaar in Malawi vrijwilligerswerk verricht, het type toerist dat we vaker tegenkomen.

Nijlpaarden.

Dan is er het Britse gezin met eigen vervoer waarvan een van de dochters vorig jaar in het onderzoeksteam heeft gezeten dat hier zijn kampement heeft opgezet (ze wroeten vooral veel in poep, had een van de jonge Engelse onderzoekers al verteld, in de campingkeuken liggen petrischaaltjes met de ontlede ontlasting, zodat ze weten wat de dieren eten; ze hebben ook cameravallen en ze hadden een luipaard gevangen om hem een trackingshalsband om te doen, alleen bleek de halsband niet te passen). Handig deze dochter, want zo leren we alles over de vorm van de anus van de katachtigen.

Wild score

Duizendpoot.

Enfin. De wild score na pakweg 2 dagen: nijlpaarden, paku’s (soort antilope), een bizarre maar vredige duizendpoot (die we op onze hand lieten lopen), 2 grote enge spinnen in de wc ‘s nachts, een toekan of toerak (?) die zich tot ergernis van de Oostenrijker maar niet liet zien, maar alleen liet horen, een olifant dus, luipaardpoep (we deden er zo enthousiast over, dat ik het ook maar meld), sporen van een civetkat (die de Oostenrijker tot zijn eigen verbazing niet kende), apen (alleen ik), een mooie felrode libelle, een aardige sprinkhaan, dragonflies: geinige vliegen die ons achtervolgen omdat onze voetstappen insecten uit de grond stampen), 2 wilde duiven, en een zootje konijnen. En dan, de showstopper: een jonge leeuw, in de koplampen. (En wat was de Oostenrijker jaloers!). Al met al, een mooie score op dit natuurlijke uitstapje.